De mate waarin de gemeente in staat is om de ingeschatte risico’s financieel op te vangen, wordt zichtbaar gemaakt via het weerstandsvermogen. Uitgangspunt daarbij is risicosturing.
Risicosturing gaat verder dan risicobeheersing. Met risicosturing bedoelen we niet dat ons handelen gestuurd moet worden door de mogelijke risico's. Dit laatste roept het beeld op van een doorgeschoten risicomijdende organisatie, wat wij als ambitieuze stad niet kunnen en willen zijn. Met risicosturing bedoelen we dus niet gestuurd worden door alle mogelijke risico's, maar juist sturing op de relevante risico's, vanuit de doelen die we willen bereiken. In alle keuzes van de gemeente is het van belang de ontwikkeling van de risico’s en de daarbij genomen beheersmaatregelen te monitoren. En als een risico zich daadwerkelijk voordoet om dan keuzes te maken in acties die de schade, alsmede het effect op doelen kan beperken.
Het weerstandsvermogen is één van de bepalende indicatoren voor de gemeentelijke financiële positie. Concreet in formulevorm: het weerstandsvermogen bestaat uit de verhouding tussen de weerstandscapaciteit, dit zijn de middelen waarover de gemeente beschikt/kan beschikken, en de risico’s waarvoor geen voorzieningen zijn getroffen.
Om te bepalen of het weerstandsvermogen toereikend is, leggen we de relatie tussen de financieel gekwantificeerde risico’s (de benodigde weerstandscapaciteit) enerzijds en de beschikbare weerstandscapaciteit anderzijds.